Leren eten door middel van exposure therapie

door | jun 29, 2023 | 0 Reacties

Angst loopt als een rode draad door het leven van veel ARFID-patiënten. Vaak is het doel van een ARFID-behandeling dan ook het overwinnen van de angst om te eten. Hoe de behandeling precies wordt vormgegeven is afhankelijk van de verschijningsvorm van ARFID. In veel gevallen wordt er gebruik gemaakt van een combinatie van cognitieve gedragstherapie en exposure therapie. Dat laatste motiveert ARFID-patiënten om door hun angsten heen te gaan en in kleine stapjes de confrontatie aan te gaan.

“Voordat we starten met een ARFID-behandeling wordt er eerst een uitgebreide intake afgenomen”, vertelt Joanneke Seldenrijk. Zij is GZ-psycholoog bij TOPPGGz Altrecht Eetstoornissen Rintveld en werkt onder andere met volwassenen met ARFID. “Hierbij wordt gebruik gemaakt van de PARDI, vindt er een lichamelijk onderzoek plaats en wordt er met naasten gesproken. De PARDI is een uitgebreide vragenlijst die inzicht geeft in de ernst van de problematiek en de verschijningsvorm van ARFID”,

“Zonder motivatie is een behandeling gedoemd te mislukken”

“De behandeling begint voor iedereen hetzelfde. We starten standaard met het dagelijks monitoren van de voedselinname, een advies van de diëtist en heel veel psychoeducatie”, aldus Joanneke. “De uitleg die we geven is heel belangrijk voor de patiënt, maar ook voor de naasten, partner of ouders. Zij weten hierdoor dat ARFID een serieus eetprobleem is. Ook wordt onderzocht hoe het eetprobleem is ontstaan en hoe deze in stand wordt gehouden. Vervolgens wordt er een holistische theorie en een functie- en betekenisanalyse opgesteld.”

Na vier á vijf gesprekken is meestal wel duidelijk welke behandeling het beste bij de eetproblemen aansluit. Voordat de behandeling start, wordt er heel expliciet om een commitment van de patiënt gevraagd. “We gaan hen vragen of ze deze behandeling echt willen aangaan, want het zal een enorm zwaar gevecht worden,” weet Joanneke. “Het kan zijn dat ik, voordat de behandeling start, merk dat het eetdagboek niet of nauwelijks wordt bijgehouden. Dan ga ik eerst in gesprek, zodat ik er zeker van ben dat de patiënt gemotiveerd is en er ruimte is voor deze behandeling. Blijkt dat niet zo te zijn, dan is de behandeling gedoemd te mislukken.”

Behandeling op maat

Als duidelijk is geworden waar de angel van het eetprobleem zit en waar het veiligheids- en/of vermijdingsgedrag vandaan komt, wordt de behandeling hierop afgestemd. Hoe de behandeling wordt vormgegeven is afhankelijk van de verschijningsvorm van ARFID en het specifieke veiligheids- en vermijdingsgedrag. Aan de hand daarvan wordt voor elke patiënt een uniek behandelplan ontworpen. “Sommige patiënten eten te weinig, anderen te selectief. Als het gaat om restrictief eetgedrag, zal de behandeling zich richten op het vergroten van de voedselinname. Als er sprake is van selectief eetgedrag, zal de therapie zich richten op het uitbreiden van de lijst van ‘veilige producten’. Hier betrekken we vaak een diëtist bij, om mee te denken hoe het voedingspatroon in elk geval alle nodige voedings- en bouwstoffen bevat.”

Omdat niets zo schadelijk is als ondergewicht, gaan zij -als daar sprake van is- meteen met de patiënt aan het werk om te proberen het gewicht op te hogen. “Dit doen wij door bijvoorbeeld het aantal eetmomenten uit te breiden, advies te geven over producten met een hogere calorische waarde of het tijdelijk toevoegen van medische drinkvoeding. Bij patiënten met ernstig ondergewicht blijft de arts in het begin nauw betrokken”, legt Joanneke uit.

EMDR-therapie

Exposure is binnen de cognitieve gedragstherapie voor ARFID een vast onderdeel, maar soms kan er eerst EMDR-therapie nodig zijn. “Bij bijna alle ARFID-patiënten is er sprake van angst”, weet Joanneke. “Als de angst duidelijk te maken heeft met een traumatische gebeurtenis, bijvoorbeeld wanneer iemand een keer bijna is gestikt of een hele nare ervaring heeft gehad tijdens of na het eten, kan het de behandeling enorm helpen om eerst EMDR te geven, zodat het trauma in elk geval uit de weg is geruimd.”

Exposure therapie

Tijdens de exposure therapie gaat de patiënt stap voor stap de confrontatie aan met zijn angsten. “De angstige gedachten die zij hebben, worden gedetecteerd. Vervolgens onderzoeken we hoe geloofwaardig deze angstige gedachten zijn voor de patiënt. Daarna volgt de exposure en gaan we vragen wat het spanningsniveau is. Het is belangrijk dat patiënten zich van hun angsten bewust zijn, zodat zij aan het einde van de sessie goed kunnen evalueren. Er zal dan namelijk gevraagd worden of er is gebeurd wat zij hadden verwacht. We gaan met elkaar alle angstige gedachten na, zodat ze gaan inzien dat de angstige gedachten niet -of niet in die mate- zijn uitgekomen. We scoren de angst vóór de exposure en daarna.” Volgens Joanneke zal dit ervoor zorgen dat de angsten gaan afnemen.

“We doen dit telkens in vijf exposure sessies”, legt ze uit. “Na een exposuresessie bij Rintveld wordt er afgesproken dat de patiënt thuis ook twee keer oefent. Na deze thuisoefeningen moeten zij een exposureformulier invullen, waarop zij beschrijven hoe het is gegaan, hoeveel spanning zij tijdens de oefening hebben ervaren, welke angstgedachtes zij hadden en hoe geloofwaardig deze waren. Na vijf behandelingen maken we opnieuw een lijst van exposure opdrachten, die we in de komende sessies zullen doen.  Afhankelijk van de verschijningsvorm van de eetstoornis, zal het in deze exposuresessies dus gaan om het leren eten van meer producten of om het leren eten van grotere porties.”

We gaan net zolang door tot het afgesproken doel is behaald

Na elke vijf sessies word er geëvalueerd of de sessies baat hebben gehad. “Ook gaan we na of het is gelukt om thuis te oefenen. Zo nodig besluiten we de sessies nogmaals op hetzelfde te richten of een nieuwe exposure te doen.  We gaan net zo lang door tot iemand het afgesproken doel heeft bereikt, zolang er maar vooruitgang te zien is. Soms komt het voor dat een patiënt een tijdje aan onze dagbehandeling deelneemt, zodat hij/zij kan oefenen met het leren eten van wat iemand anders heeft gemaakt. ”

Angsten

Tijdens de exposure therapie wordt de patiënt gemotiveerd en geholpen om door zijn angsten heen te gaan. “Als er sprake is van autisme, zullen deze stappen worden verkleind en zullen we langer oefenen met een bepaald product. Bij autisme duurt het namelijk wat langer om aan een product te wennen of om het geleerde ook thuis toe te passen.” Ook kan het zijn dat patiënten tijdens de exposure aangeven niet verder te kunnen of durven.

“Wij proberen patiënten ervan te overtuigen om net een beetje verder te gaan dan ze eigenlijk durven. Dat gaat uiteraard in overleg met de patiënt en zonder enige vorm van dwang. Wel motiveren we hen om, voor het behalen van hun behandeldoelen, door hun angsten heen te gaan.” De therapie heeft echter niet als doel dat iedereen aan het einde van de sessies vijf soorten groenten en vijf soorten fruit kan eten. “Het voornaamste doel is vaak om een voedingspatroon te creëren, waarmee ze gezond oud kunnen worden.”

Triggers

Gedurende de behandeling worden er verschillende ARFID- vragenlijsten afgenomen en een kwaliteit van leven-vragenlijst. “Op deze manier wordt onder andere de voortgang van de behandeling bijgehouden. Zo kun je als behandelaar zien hoeveel méér groenten en fruit er gegeten kan worden ten opzichte van de eerste behandeling.” Soms is iemand al na vijf sessies over een grote hobbel heen geholpen en is dat voldoende gebleken om te durven eten. “Het kan ook zijn dat er veel meer sessies nodig zijn. Dat is bij elke patiënt weer anders. Na de laatste sessie gaan we kijken wat ze hebben geleerd, waar ze alert op moeten zijn en wat mogelijke triggers zouden kunnen zijn voor een terugval”, aldus Joanneke. “Dit schrijven we op in een preventieplan. Hierin staan de triggers en signalen van de patiënt omschreven en wat ze kunnen doen om verdere terugval te voorkomen.

Na de behandeling gaat er een follow-up periode in. “Verspreid over twintig weken, mogen zij nog drie tot vijf keer terugkomen voor een sessie. Mocht het tussentijds niet goed blijken te gaan dan mogen zij altijd contact opnemen en zullen we allereerst samen het preventieplan doorlopen.” Tot nu heeft Joanneke nog geen patiënten gehad die na een succesvolle behandeling helemaal in hun oude ARFID-patronen zijn teruggevallen en lijken de meeste patiënten baat te hebben gehad bij een exposure behandeling.

*Dit artikel is gebaseerd op Hoofdstuk 33 van het boek ARFID te lijf. In dit boek gaat Rita Maris in gesprek met ruim tachtig gerenommeerde zorgprofessionals en ervaringsdeskundigen op het gebied van ARFID.

Lees ook:

Sophie overwon haar angst om te eten dankzij exposure therapie

Hoe diagnosticeer je ARFID?

Wat is ARFID?

Wil je meer informatie over ARFID? Sluit je dan gerust aan bij de besloten Facebookgroep van ARFID te lijf

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *