Het belang van vroegsignalering

door | okt 5, 2023 | 2 reacties

Waarom wordt het ene kind een chronisch selectieve eter en het andere kind niet? Met welke factoren heeft dit te maken? De helft van de kinderen tussen de twee en zes jaar heeft tenslotte een fase waarin het moeilijker eet. De ene week lusten ze iets, de week daarop vinden ze het afschuwelijk. Prof. dr. Pauline Jansen startte een grootschalige onderzoek naar eetgedrag, zodat duidelijker zou worden wanneer eetproblemen ontstaan en waarom.


Prof. Dr. Pauline Jansen is hoogleraar Ontwikkelingspychopathologie en werkt bij de Erasmus Universiteit Rotterdam en het Erasmus MC. Haar leerstoel is gericht op het identificeren van risicofactoren en voorspellers van psychische problemen bij jongeren, zoals (symptomen van) ADHD, autisme, depressie en eetstoornissen. Ze legt uit waarom het zo belangrijk is om psychische problemen zoals eetproblemen vroegtijdig te signaleren.


Pauline doet al jaren onderzoek naar het ontstaan van psychische problemen in de kindertijd en maakt daarvoor gebruik van het langlopende Generation R onderzoek in Rotterdam, maar ook van internationale cohorten (groepen personen die gedurende een bepaalde periode worden gevolgd). “Kennis over voorspellers is van groot belang om herkenning, preventie en behandeling van (eet) problemen in een vroeg stadium mogelijk te maken.”

“Kinderen met autisme of ADHD hebben vaker eetproblemen”


In haar onderzoek kijkt zij naar biologische-, persoonlijke- en omgevingsfactoren, om zo het begrip van de multifactoriële etiologie (de oorzaken van het ontstaan van ziekten) te vergroten. Soms zijn deze factoren echter geen oorzaak, maar eerder een vroeg kenmerk van latere problemen. Kennis hierover kan bijdragen aan een tijdige herkenning van problemen.


“Toen de deelnemers vier jaar oud waren, zijn we door middel van vragenlijsten eetgedrag gaan uitvragen, om zo meer zicht te krijgen op de impact van het eetpatroon van een kind op de maaltijden van het gezin of op de gezondheid van een kind. Ook wilden we in kaart brengen hoe eetgedrag samenhangt met bepaalde, veelvoorkomende psychische problemen in de kindertijd. Zo blijken kinderen met kenmerken van autisme of ADHD vaker eetproblemen te hebben. Pas sinds de laatste jaren is hier meer oog voor. Door het in kaart brengen van eetproblemen begrijpen we beter wanneer problemen ontstaan en welke factoren hierbij een rol spelen”, aldus Pauline.


Selectief eten in de kindertijd

Pauline startte een grootschalig onderzoek naar eetgedrag, zodat duidelijker zou worden wanneer eetproblemen ontstaan en waarom. “We stelden onszelf vragen als: Waarom wordt het ene kind een chronisch selectieve eter en het andere kind niet? Met welke factoren heeft dit te maken? De helft van de kinderen tussen de twee en zes jaar heeft tenslotte een fase waarin het moeilijker eet. De ene week lusten ze iets, de week daarop vinden ze het afschuwelijk.” Dat is een normale ontwikkelingsfase, met een piek rond het tweede of derde levensjaar en gaat meestal voor het zesde levensjaar vanzelf weer over.

“We ontdekten dat zo`n tien procent van de kinderen langdurig moeite blijft houden met eten. Bij deze kinderen zien we niet alleen selectief eten, maar een breder patroon van voedsel vermijdend gedrag; zo zitten deze kinderen ook sneller vol en zijn ze nauwelijks geïnteresseerd in eten.” Het baart haar zorgen dat hier veel kinderen tussen zitten die het risico lopen ondergewicht te ontwikkelen. “We hebben onderzocht waar dit ondergewicht in zit.” Het bleek vooral te gaan om minder vetvrijemassa en niet om minder vetmassa.

“Je hebt het hier dus bijvoorbeeld over minder bot- en spiermassa, iets wat je absoluut niet wilt bij kinderen in de groei”, waarschuwt Pauline. “Deze kinderen eten minder groenten, fruit, granen, vis en vlees, producten die van essentieel belang zijn voor de opbouw van gezonde lichaamsweefsels, zoals botten en spieren. Daarnaast ontdekte ik nóg iets opmerkelijks: Bij veel kinderen gaan selectief eten en obstipatieklachten hand in hand. Dit bleek beide kanten op te werken, want als er obstipatieklachten zijn, gaan zij nóg minder eten, maar doordat zij selectief én restrictief eten, blijven de obstipatieklachten juist in stand.”

Oorzaak van het selectieve eetgedrag

Pauline vroeg zich af welke kinderen selectief eetgedrag ontwikkelden en of er signalen zijn waaraan je dit kunt herkennen, zodat er vroegtijdig ingegrepen kan worden. “We hebben in een aantal onderzoeken gezien dat er een hele sterke samenhang is met symptomen die horen bij autismespectrumstoornissen. We zagen dat al terug bij pasgeboren baby’s. Deze kinderen lieten vanaf de geboorte al moeilijk eetgedrag zien. Elk flesje was een worsteling, maar het kon ook zijn dat deze kinderen niet verzadigd leken te raken of heel snel weer honger hadden. De ontwikkeling van zelfregulatie leek niet goed te verlopen, een eventuele voorspeller van autismespectrumstoornissen.”


Ze is ervan overtuigd dat je eetgedrag kunt gebruiken om autisme sneller te signaleren en andersom. “Als je dit gedrag leert herkennen, kun je veel sneller starten met passende begeleiding en behandeling. Ik haalde recent tijdens mijn oratie een verhaal aan van een volwassen vrouw die nog maar net de diagnose autisme had gekregen. Ze heeft haar hele leven ontzettend veel last van eetproblemen gehad. Haar omgeving merkte wel op dat er iets bijzonders was aan haar eetgedrag, maar vanwege slechts milde problemen op het vlak van sociale interactie en prikkelverwerking, had niemand aan autisme gedacht. Nu is ze opgelucht dat ze eindelijk weet wat er aan de hand is, want daarmee vallen ook haar eetproblemen op zijn plek.”

Nauwlettend monitoren

“Ik denk dus dat je het afwijkende eetgedrag van kinderen in sommige gevallen kunt zien als een vroege expressie van autisme en dit als zorgverlener nauwlettend moet blijven monitoren. Het is namelijk opvallend dat bijna alle kinderen die voor autisme in behandeling zijn, daarnaast ook eetproblemen hebben. Voornamelijk uit zich dat in selectief eetgedrag. Ik heb het vermoeden dat veel van de kinderen met autisme, daarnaast ook ARFID hebben of het risico lopen dit te ontwikkelen, maar daar is op dit moment helaas nog veel te weinig aandacht voor tijdens de behandeling.”

Vroegtijdig herkennen en behandelen leidt tot minder lijden en voorkomt psychische en lichamelijke gevolgen op lange termijn. “De CJG- en GGD-artsen en verpleegkundigen kunnen een grotere rol spelen in het herkennen van deze eetproblemen. Het zou goed zijn als zij meer een vinger aan de pols gaan houden en zo nodig actie ondernemen als zij afwijkend eetgedrag signaleren dat langdurig aanhoudt, zodat deze eetproblemen niet hoeven uit te groeien tot een eetstoornis. Het is vrij simpel om een korte screening te doen en wat extra vragen aan ouders te stellen. Zo’n screening kan leiden tot uitgebreidere diagnostiek, waarmee je aan de drempel al herkent of er sprake is van (een aanzienlijk verhoogde kans op) autisme, en weet je meteen of er extra risico is om eetproblematiek te ontwikkelen. Zodra je dat weet, kun je gaan monitoren en zo nodig ouders begeleiden. Hoe eerder je gezinnen waar autisme meespeelt helpt, hoe beter het kind uiteindelijk kan functioneren!”

Intergenerationele overdracht van psychische problemen

Momenteel doet Pauline ook onderzoek naar andere voorspellers voor het ontwikkelen van eetproblematiek. “We zien dat, naast autisme en/of AD(H)D, angst ook een rol speelt bij het ontstaan van eetproblematiek. Hierin spelen ook de ouders een belangrijke rol. Als we kijken naar psychopathologie bij ouders, zien we dat angstsymptomen bij ouders kunnen samenhangen met moeilijk eetgedrag van kinderen. Het kan zijn dat er een bepaalde biologische kwetsbaarheid wordt doorgegeven, maar het kan ook zijn dat kinderen (angstig) gedrag van hun ouders overnemen.” 

Dit is iets wat Pauline ook terugziet bij ouders die zelf een eetstoornis hebben (gehad). “Moeders met een eetstoornis verleden vinden het bijvoorbeeld erg lastig om een goed eetpatroon voor hun kinderen te vinden. Uit interviews met deze groep vrouwen is gebleken dat zij eigenlijk niet goed weten wat een normaal eetpatroon is. Eten is vaak hun hele leven al heel ingewikkeld geweest en ook na hun eetstoornis blijven ze vaak erg letten op wat en hoe ze eten. Dat vertaalt zich door naar hun kinderen. Je ziet dat al ontstaan tijdens het geven van borstvoeding, vaak omdat het zo lastig is om te zien hoeveel een kind gedronken heeft. Vooral voor vrouwen met een psychische kwetsbaarheid kan dit moeilijk zijn, waardoor zij maar kort borstvoeding geven. Erg jammer, want uit onderzoek is ook gebleken dat kinderen die lang borstvoeding hebben gehad minder vaak een selectieve eter worden.”

“Langdurige patronen zijn lastig te doorbreken” 

Pauline is van mening dat het cruciaal is om een behandeling zo snel mogelijk in te zetten, zodat voorkomen kan worden dat psychische problemen een chronisch of recidiverend beloop aannemen. Hoe langer eetproblemen bestaan en hoe meer vastgeroeste patronen er ontstaan, hoe lastiger deze te doorbreken zijn. “Het is daarom belangrijk om bij de eerste tekenen van het ontwikkelen van een eetstoornis hulp in te schakelen. Hoe eerder je erbij bent, hoe makkelijker deze problemen te behandelen zijn. Wat de beste leeftijd is om een behandeling in te zetten, is voor elk kind anders en is ook afhankelijk van de ernst van de problematiek en de impact die dit in het gezin heeft. Bij lichamelijke problemen of psychisch lijden is uitstel uiteraard niet verstandig. Mijn voorkeur zou uitgaan naar de leeftijd waarop je kinderen, naast exposure therapie, ook cognitieve gedragstherapie kunt geven. Vanaf een jaar of acht kunnen kinderen reflecteren en gaan ze begrijpen wat ze doen, waarom ze het doen en wat ze daarbij voelen.”

Als kinderen jonger zijn dan acht jaar begeleid je vooral de ouders. Je geeft hen handvatten en tools om met dit eetgedrag om te gaan en hier een verandering in aan te brengen. “Toen ik mijn onderzoek begon, zo`n twintig jaar geleden, werd er veelal vanuit gegaan dat eetproblematiek van kinderen grotendeels veroorzaakt werd door het opvoedgedrag van ouders. Tegenwoordig is duidelijk dat dit lang niet altijd het geval is en dat ouders er juist alles aan doen om hun kind te leren eten.” Het is belangrijk om de schuld bij ouders weg te nemen en ze te helpen om zo goed mogelijk om te gaan met de eetproblemen van hun kind.

Jarenlang geïsoleerd

Het gevaar van het op latere leeftijd diagnosticeren van ARFID is dat de gezondheid wordt aangetast. Ook al zie je hier niet direct iets van terug in de groei en gezondheid, er zijn wel degelijk processen gaande in het lichaam die gevolgen hebben op de lange termijn. “Kinderen kunnen belangrijke bouwstoffen tekortkomen en vervelende lichamelijk klachten krijgen. Daarnaast is er een risico dat langdurige patronen lastig te doorbreken zijn, iets wat je bij volwassenen, die hun hele leven eetproblemen hebben gehad, regelmatig terugziet.”  

Pauline hoort regelmatig terug dat cliënten liever eerder hadden willen weten dat zij een eetstoornis hebben, zodat ze in hun jeugd al op zoek hadden kunnen gaan naar de juiste hulp. “Omdat er vaak zoveel schaamte meespeelt, hebben zij jarenlang in een sociaal isolement geleefd. Dat had voorkomen of op z’n minst verminderd kunnen worden als hun eetproblemen op jonge leeftijd al waren (h)erkend. Het moet daarnaast ook niet onderschat worden wat de impact op het gezinssysteem is, als een gezinslid jarenlang worstelt­­­ met eetproblemen. Je kunt met elkaar gaan opzien tegen de eetmomenten. Het is daarom zaak deze eetproblemen op jonge leeftijd te herkennen en te behandelen.”

Dit artikel is gebaseerd op Hoofdstuk 8 uit het boek ARFID te lijf. In dit boek staan meer dan zestig soortgelijke artikelen. Voor meer informatie over ARFID of ervaringsverhalen van patiënten en naasten, verwijs ik daarom graag naar de boeken ARFID te lijf en Over leven met ARFID.

Ga samen met kinderen aan de slag met het boek Thijs en Trees leren eten en maak gebruik van de gratis te downloaden bijpassende werkmaterialen.

Lees ook

Wil je meer informatie over ARFID? Sluit je dan gerust aan bij de besloten Facebookgroep van ARFID te lijf. In deze groep zitten zowel zorgprofessionals, leerkrachten en begeleiders als patiënten en naasten.

https://www.facebook.com/groups/801998590330867/?ref=share_group_link

2 Reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *