Het verschil tussen ‘picky eating’ en ARFID

door | jun 22, 2023 | 0 Reacties

Wanneer spreek je van ‘picky eating’ en wanneer is er sprake van ARFID? Ik sprak hierover met Sebastian Cardona, directeur Zorg bij Youz, psychiater bij Psyq en Youz (onderdelen van Parnassia Groep) en bestuurslid van de Nederlandse Academie voor Eetstoornissen (NAE). Sebastian is gepromoveerd op het onderwerp ‘picky eating’ bij jonge kinderen.

“Toen ik met mijn onderzoek naar picky eating begon, bestond de diagnose ARFID nog niet”, begint Sebastian zijn uitleg. “Extreem selectieve eters kregen destijds de diagnose ‘FEDIEC’,” aldus Sebastian. “Dit staat voor Feeding Disorder of Infancy and Early Childhood. In de literatuur die ik voor mijn onderzoek las, was er nauwelijks iets bekend over deze eetproblematiek. De benaming die hieraan werd gegeven varieerde van extreem selectieve eters, voedingsstoornis, extreem moeilijke eters (picky eating) tot ‘pediatric non-organic failure to thrive’. Dit geeft weer hoe kinderartsen en psychiaters door de jaren heen het concept van ‘pathologisch moeilijk eten’ hebben proberen te vangen. In 2013 werd de diagnose ARFID aan de DSM-5 toegevoegd.”

Promotieonderzoek

Sebastian heeft tijdens zijn promotieonderzoek ‘Trajectories of Picky Eating. From normal rite of passage to a developmental problem’ onderzocht wat de oorzaken en gevolgen kunnen zijn van moeilijk eten bij kinderen. “Ongeveer vijftig procent van de ouders die aan het onderzoek hebben meegewerkt, geeft aan dat hun peuter op een gegeven moment een moeilijke, of kieskeurige eter werd.” Sebastian begrijpt dat de eetproblemen van kinderen voor ouders vaak een reden tot grote zorg zijn. “Het voelt voor sommige ouders alsof ze falen in het ouderschap, omdat zoiets fundamenteels als hun eigen kind te eten geven, zo moeizaam verloopt.” Zijn onderzoek toonde echter aan dat ‘picky eating’ een veel voorkomend probleem is bij jonge kinderen.

“Maar liefst 26,5 procent van de kinderen van anderhalf jaar en 27,6 procent van de kinderen van drie jaar, heeft last van selectief eetgedrag,” wees het onderzoek van Sebastian uit. “Dat lijkt af te nemen na het zesde levensjaar, want dan heeft nog maar 13,2 procent van de kinderen last van ‘picky eating’ gedrag.”

Picky eating

“Picky eating is een fase binnen de normale ontwikkeling van het kind en treedt meestal op tussen het eerste en tweede levensjaar. Deze fase gaat vaak vanzelf weer over na het zesde levensjaar. Een theorie rondom dit fenomeen geeft aan dat picky eating een evolutionaire basis heeft; op het moment dat kinderen beginnen te lopen en de wereld gaan ontdekken, stoppen zij allerlei dingen in hun mond. Dat kunnen ook gevaarlijke dingen zijn. Daarom is het goed dat een kind een ‘picky eating’ fase in gaat; hierdoor wordt op een natuurlijke manier de kans op vergiftiging verlaagd. Het is daarnaast mogelijk dat een kind de wereld aan het ontdekken is, waardoor de focus wordt verlegd van eten op verkenning.”

Ook fysiologisch vlakt de groeisnelheid van het kind na de eerste levensjaren af, waardoor hij of zij minder energie nodig heeft, dus ook minder eet per dag. Sebastian legt uit dat deze ‘picky eating’ fase op den duur weer overgaat, maar dat het wel belangrijk is dat, gedurende deze fase, een kind allerlei verschillende soorten voedsel aangeboden blijft krijgen. “Het is logisch dat niet elke smaak meteen in de goede aarde valt, maar als een kind een aantal keer dezelfde smaak krijgt aangeboden, zie je dat het die smaak op den duur gaat accepteren. Ouders moeten hierin niet te snel de hoop opgeven.”

Identiteit

“Vaak worden bepaalde eetgewoonten een onderdeel van de identiteit van het kind en zeggen ouders bijvoorbeeld: ‘Hij lust nu eenmaal geen kaas of chocola’ of ‘Hij heeft spruiten nooit lekker gevonden.’ Omdat hij verder alles eet, is het onnodig om hem therapie te geven om kaas, chocola, of spruiten te leren eten. Je mag tenslotte iets niet lusten.”

Er is echter een klein percentage kinderen dat een serieus eetprobleem blijft houden. “We zien dat deze kinderen vaak worden geassocieerd met autismeproblematiek. Het is niet verwonderlijk dat mensen met autisme, vanwege de overgevoeligheden voor dingen zoals geur, smaak, geluid en rigiditeit, ARFID ontwikkelen.”

Verschil tussen ARFID en ‘picky eating’

Sebastian legt met een voorbeeld uit wat het verschil tussen ‘picky eating’ en ARFID is: “Het kan zijn dat iemand tijdens een barbecue de tapenade of het vlees niet lust, maar de rest wel, dan heb je het over ‘picky eating’. Iemand met ARFID lust daarentegen zo weinig dat hij tijdens een barbecue helemaal niet mee kan eten en het liefst niet aanwezig is. Zij gaan bepaalde situaties vermijden, tot zij op den duur nergens meer naartoe durven te gaan.”

Daarnaast zijn er kinderen die geen melkproducten lusten. Deze kinderen hebben ook geen ARFID, want zij ondervinden geen nadelige gevolgen van hun selectieve eetgedrag en compenseren de benodigde voedingsstoffen met andere producten. “Een kind met ARFID kan echter zo beperkt eten, of zo vermijdend zijn in zijn eetgedrag, dat het afvalt of stopt met groeien. Dit is altijd een alarmsymptoom,” waarschuwt Sebastian. “ARFID wordt geschaard onder de psychiatrische aandoeningen. We hebben het hier niet over kinderen die iets niet lusten, of over moeilijke eters. Als richtlijn voor psychiatrische aandoeningen kun je stellen dat, door de aandoening, op één of meerdere terreinen (ernstig) disfunctioneren ontstaat.”

Onbegrip

“Voor mensen die nog nooit met ARFID te maken hebben gehad, is het moeilijk voor te stellen welke impact ARFID op het kind en zijn ouders heeft en hoe veelomvattend deze eetstoornis is. Helaas lopen deze kinderen en hun ouders hierdoor tegen veel onbegrip aan. Zo vertelde een ouder dat zij een keer een ander merk chips had gekocht voor haar zoon en dat hij vervolgens geen chips meer durfde te eten. Toen zij dit tegen iemand vertelde, werd haar gezegd dat haar zoon verwend was en dat ze hem gewoon moest dwingen om andere chips te eten en dat het een kwestie van opvoeden was. Dit maakte haar opnieuw duidelijk dat zij haar zorgen met niemand kon delen, want het is voor buitenstaanders niet te begrijpen hoe erg ARFID is en hoe groot de eetproblemen van kinderen met ARFID zijn.”

Onder de aandacht brengen

“Ik wil graag aandacht vragen voor kinderen die, doordat zij ARFID hebben, psychosociaal gaan disfunctioneren,” geeft Sebastian aan. “Dan heb ik het over kinderen die niet meer naar een kinderfeestje durven doordat zij daar niks kunnen eten, kinderen die niet mee op kamp kunnen door hun eetproblemen of kinderen die niet meer bij hun vriendjes durven te spelen. Er moet meer aandacht komen voor de wijze waarop het leven van deze kinderen wordt beperkt.”

Tegelijk weet Sebastian dat het niet eenvoudig is om kinderen met ARFID te onderscheiden van de kinderen die tijdelijk last hebben van ‘picky eating’. “Toch is het wel degelijk van belang om dit onderscheid te maken, want als je een kind met ARFID gaat benaderen alsof het een moeilijke eter is en het dwingt om verschillende producten te proberen, kan dit leiden tot verergering van de ARFID-symptomen, een restrictiever eetpatroon of meer strijd aan tafel.”

*Bron: Een onderdeel van hoofdstuk 35 uit Over leven met ARFID. Het hele hoofdstuk is te lezen in het boek Over leven met ARFID. In dit boek ga ik met 56 specialisten en ervaringsdeskundigen in gesprek over ARFID en worden kennis, tips en persoonlijke verhalen gedeeld.

Wil je meer informatie over ARFID? Sluit je dan gerust aan bij de besloten Facebookgroep van ARFID te lijf

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *